Una buona assistenza all’infanzia è un gioco da ragazzi dal punto di vista economico, quindi rendila una questione pubblica
https://fd.nl/opinie/1522850/goede-opvang-voor-kinderen-is-economisch-gezien-een-no-brainer-maak-het-daarom-een-publieke-zaak
di Chronicbias
2 Comments
[Archive](https://archive.ph/mbRpE)
Goede opvang voor kinderen is economisch gezien een no-brainer – maak het daarom een publieke zaak
Ouders in Nederland staan massaal op een wachtlijst om een plek op de opvang te bemachtigen voor hun kind. Dan kunnen zij weer aan het werk, en krijgen hun kinderen de kans zich sneller te ontwikkelen. Allemaal voordelen, zou je zeggen. Dus hoe moeilijk kan het zijn, betaalbare en goede kinderopvang?
Kwalitatief goede, toegankelijke én betaalbare kinderopvang. Het klinkt zo eenvoudig. Wie wil er nu niet investeren in ons human capital van de toekomst, en ook de arbeidsparticipatie van hun ouders verhogen?
Toch blijkt het in de praktijk bijzonder ingewikkeld. De wachtlijsten zijn lang en de kwaliteit van de opvang lijdt onder personeelstekorten. Ook is het toeslagenstelsel, om welbekende redenen, inmiddels berucht.
En dan de kosten. In 1973 pleitte Dolle Mina in haar Werkende Wijvenplan al voor ‘gratis kresjes’. Ruim vijftig jaar later kost drie dagen opvang bruto €1500 per maand, per kind. Vijf dagen is maar liefst €2500.
Hoe ironisch: moeders die thuisblijven om voor kinderen te zorgen worden afgeschilderd als ‘lui’ en ervan beticht hun talenten te ‘verspillen’. Tegelijkertijd blijkt uit de hoge prijzen van kinderopvang dat de zorg voor jonge kinderen kostbaar is en er veel waarde aan wordt toegekend.
En hoewel 70% van de opvang collectief wordt gefinancierd, is het merendeel van de aanbieders commercieel. Steeds vaker zijn dat grote ketens. Zo’n 12% van de opvang is in handen van private-equityfondsen. Van de toeslagen moeten dus niet alleen luiers, babyhapjes en het bescheiden uurloon van de pedagogisch medewerkers worden betaald, ook aandeelhouders van Bencis en Waterland verdienen aan de peuters.
Kabinet-Rutte IV beloofde de kinderopvang per 2025 bijna gratis te maken. Ouders verwelkomden die stap – zij zijn gemiddeld 20% van hun inkomen kwijt aan de opvang; ter vergelijking: in Zweden ligt dat op 3%. Toch gaat het hele plan niet door: door personeelstekorten en kritiek besloot het kabinet vorig jaar het plan uit te stellen tot 2027.
Waarom lukt het maar niet om kinderopvang voor álle kinderen goed te regelen? Wat levert het ons op? En hoe ziet goede opvang eruit?
No-brainer
Allereerst: vanuit economisch perspectief is goede kinderopvang een no-brainer. Niet alleen voor de arbeidsparticipatie van met name moeders, maar ook voor de ontwikkeling van kinderen. Zo liet winnaar van de Nobelprijs voor de Economie James Heckman zien dat een euro geïnvesteerd in een peuter, een jaarlijks rendement van 7% tot 10% oplevert voor de gehele maatschappij.
Hoe eerder je investeert in onderwijs, hoe meer het oplevert, stelde Heckman – vooral voor kinderen uit kansarme gezinnen. Ook in Nederland begint de ongelijkheid al vroeg: de taalvaardigheid van kinderen van laagopgeleide ouders ligt op tweejarige leeftijd al aanzienlijk lager dan die van kinderen met hoogopgeleide ouders, blijkt uit onderzoek van econoom Thomas van Huizen. Wie de economie wil versterken, zegt Heckman, moet investeren in het onderwijs van jonge kinderen.
Ouders die gezonde, succesvolle en gelukkige kinderen opvoeden, creëren bovendien een belangrijk collectief goed, stelt de Amerikaanse econoom Nancy Folbre. Net zoals wegen en dijken zijn ook kinderen ‘goederen’ van algemeen belang. Zo hebben werkgevers belang bij de productieve werknemers die de kinderen later worden, en profiteren ouderen van de belastingen en pensioenen die de jonge generatie betaalt.
De hele samenleving heeft er dus baat bij dat kinderen worden opgevoed tot brave burgers die hun steentje bijdragen. En tóch zien we het grootbrengen van de volgende generatie grotendeels als een individuele taak (‘Jíj wilde toch kinderen?’). Kinderopvang is in dat argument vooral een arbeidsmarktinstrument: een peuterparkeerplaats, waardoor moeders kunnen werken.
Huidige situatie
Hoe zijn we hier gekomen? De eerste ‘kinderbewaarplaatsen’ ontstonden al in de 19de eeuw, vooral voor alleenstaande moeders en arme gezinnen, gefinancierd uit de Armenwet en de Bijstandswet. Het was pas in 1990 dat het Rijk geld beschikbaar stelde om het aantal plaatsen in de kinderopvang te stimuleren. Dat aantal groeide, maar niet snel genoeg. In 2005 werd daarom besloten dat de opvang aan de markt moest worden overgelaten. Als er concurrentie zou komen, zouden vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Aanbieders zouden daarbij scherp zijn op de kosten, zo was het idee.
Bijna twintig jaar later is er van een competitieve markt geen sprake, constateert onderzoeksbureau SEO. De overstapkosten voor ouders zijn hoog: wie eindelijk een plek heeft gevonden, gaat niet zomaar weg. En door strenge eisen kan niet iedereen een kinderdagverblijf beginnen. Dat is natuurlijk goed, maar daardoor past het aanbod zich minder snel aan dan gehoopt. Het gevolg: er zijn nog altijd groeiende wachtlijsten en grote personeelstekorten. Ook scherp zijn op de kosten is niet gelukt: het Nederlandse stelsel is, na dat van het Verenigd Koninkrijk, het duurste van Europa, becijferde de Oeso.
Kabinet-Rutte IV nam zich dus voor om kinderopvang gratis te maken voor werkende ouders. Daarvoor zou het kabinet jaarlijks €2,2 mrd extra uitgeven, boven op de huidige €3,5 mrd. Het kabinet stelde het plan uit tot 2027, mede doordat ze werden gewaarschuwd voor de gevolgen. ‘Gratis’ opvang leidt tot extra vraag, en met het beperkte aanbod biedt dat aanbieders kansen om de prijzen te verhogen. Ondanks de collectieve financiering, bestaat er in de kinderopvang namelijk geen enkele restrictie op winst. Ook de Wet normering topinkomens geldt niet, schrijft journalist Mirjam de Rijk in haar boek Gekaapt door het kapitaal.
De overheid zou zo dus onbedoeld de prijzen omhoogdrijven, en maakt de opvang daarmee juist mínder toegankelijk voor de laagste inkomens. Het voorgestelde beleid levert bovendien vooral een voordeel op voor de midden- en hoge inkomens: voor de laagste inkomens is de opvang nu ook al bijna gratis. Bovendien wordt het doel van kansengelijkheid niet bereikt als kinderen van niet-werkende ouders niet naar de opvang mogen: juist zij hebben baat bij de voorbereiding op de basisschool.
Ik heb er de afgelopen zes jaar drie Toyota Aygo’s afgetikt maar dat geld is goed besteed. Wat moet een mens immers met drie Aygo’s?