Wat de familiale vennootschappen betreft vind ik het een goede zaak dat deze vrij van belasting kunnen geschonken worden aan de volgende generatie, mits deze laatste natuurlijk de onderneming verder uitbaat.
In de praktijk zien wij ook vaak dat ‘het bedrijf’ het grootste deel van het vermogen uitmaakt en daartegenover slechts beperkte liquide middelen staan. Als je dan geconfronteerd wordt met significante schenk- of erfbelastingen kan natuurlijk de goede werking van de onderneming in gedrang komen, met gevolgen voor de werkgelegenheid van dien.
Natuurlijk moet de vrijstelling voor familiale vennootschappen beperkt blijven tot de essentie: er moet een effectieve bedrijvigheid zijn. Je kan beargumenteren dat verhuur van residentieel vastgoed een bedrijvigheid op zich uitmaakt, maar in veel gevallen gaat het overduidelijk over een indirecte schenking van vastgoed.
In die zin is het een goede zaak dat de excessen worden weggewerkt en de vrijstelling behouden blijft voor zij die de goede verderzetting van hun KMO door hun opvolgers wensen te garanderen.
1 Comment
> Zowel het onbeperkt gebruik van private stichtingen als het belastingvrij schenken van familiebedrijven wordt op de korrel genomen.
Twee logische doelwitten, lijkt mij.
Het oneigenlijk gebruik van private stichtingen -die in essentie een belangeloos doel moeten hebben- kan ik als fiscalist alleen maar beamen. Hoewel het soms wat té eenvoudig wordt voorgesteld in de media, worden dergelijke stichtingen nog te vaak gebruikt om ‘goedkoop’ vermogen door te schuiven naar de volgende generatie. Dit omdat je nogal creatief kan omspringen met wat een belangeloos doel precies is en welke gevolgen hieraan kunnen worden gegeven door de stichting.
Wat de familiale vennootschappen betreft vind ik het een goede zaak dat deze vrij van belasting kunnen geschonken worden aan de volgende generatie, mits deze laatste natuurlijk de onderneming verder uitbaat.
In de praktijk zien wij ook vaak dat ‘het bedrijf’ het grootste deel van het vermogen uitmaakt en daartegenover slechts beperkte liquide middelen staan. Als je dan geconfronteerd wordt met significante schenk- of erfbelastingen kan natuurlijk de goede werking van de onderneming in gedrang komen, met gevolgen voor de werkgelegenheid van dien.
Natuurlijk moet de vrijstelling voor familiale vennootschappen beperkt blijven tot de essentie: er moet een effectieve bedrijvigheid zijn. Je kan beargumenteren dat verhuur van residentieel vastgoed een bedrijvigheid op zich uitmaakt, maar in veel gevallen gaat het overduidelijk over een indirecte schenking van vastgoed.
In die zin is het een goede zaak dat de excessen worden weggewerkt en de vrijstelling behouden blijft voor zij die de goede verderzetting van hun KMO door hun opvolgers wensen te garanderen.